21 september 2008

Vrijdag 19 september (Las Vegas – Stovepipe Wells)


Ik moet eerst nog wat vertellen over gisterenavond. Op de valreep heb ik toch nog gegokt. Van de fruitautomaten hier snap ik helemaal niks, dus heb ik roulette gespeeld. Heb eerst maar eens een poos gekeken totdat ik het gevoel had dat ik wist hoe het precies gespeeld werd. Daarna ben ik aan een tafel gaan zitten en heb ik $20 ingewisseld voor fiches. Meteen de eerste keer ging ik al de mist in. Wist ik veel dat je minimaal $5 per keer moet inzetten. Gelukkig hielpen de andere spelers mij en al gauw had ik het helemaal door. Wat niet wilde zeggen dat ik gelukkig was in het spel.
Vóór ik het in de gaten had, was ik door mijn $20 heen.
Nogmaals $20 ingewisseld en toen hield ik het wat langer vol. Maar het uiteindelijke resultaat was dat ik toch alles kwijt was.
Gelukkig had ik niet méér geld meegenomen want dan was het helemaal verkeerd afgelopen. Het spelletje is toch aardig verslavend.
Maar goed dat dit de laatste avond in Las Vegas was!
Vanmorgen hebben we de spullen gepakt en was het adios Las Vegas.
Als je de stad eenmaal uit bent, zit je meteen weer midden in de kale, rotsachtige woestijnomgeving. Nogal saai rijden dus.
Onderweg hebben we in Pahrump boodschappen gedaan en weer een heerlijke cappucino (ik) en een frappucino (Jan) gedronken bij Starbucks.
Daarna zijn we weer verder gereden tot we uiteindelijk bij Death Valley NP kwamen. Eén lange, rechte, oneindige weg met links en rechts rotsen en zo heel af en toe een miezerig plantje met heel kleine blaadjes. Dor, droog, en ontzettend maar dan ook ontzettend heet. Wat te denken van 44°C. En dan hadden we nog geluk dat het redelijk hard waaide, alhoewel zelfs de wind hier bloedheet is.
Allereerst hebben we Zabriskie Point bekeken. Je hebt hier een gigantisch mooi uitzicht over de omgeving. Om bij het uitzichtspunt te komen, moet je eerst een stukje omhoog en met deze hitte ben je blij als je boven bent.
Vervolgens zijn naar het Visitor Center geweest en hebben daar een film over het park gezien en het museum bekeken. Alleen al voor de koelte zou je dit doen. Daarna hebben we de auto gepakt en zijn we naar het laagste punt van de USA gereden: Badwater (85,5m beneden zeeniveau). Hier vind je ook een zoutmeertje met echt water (hartstikke zout) waarin stukken zoutkristallen drijven. De rest van de omgeving is één grote zoutkorst waar je overheen kunt lopen. Dat doe je niet al te lang want het is er bloedheet.
Al snel zijn we weer in onze relatief koele auto gestapt.
Daarna hebben we Artist’s Drive gereden. Een éénrichtingsweg die dwars door vulkanische heuvels voert die heel veel verschillende kleuren hebben: bruin, roodbruin, groen. Dat komt door de verschillende gesteenten.
Het is een hele smalle weg met veel bochten maar wel erg mooi om te rijden. In onze onschuld hadden we nog een paar korte trails willen lopen maar dat idee hebben we maar snel laten varen. Veel te heet.
We zijn maar doorgereden naar Stovepipe Wells, onze overnachtingsplek.
Onderweg kwamen we nog zandduinen tegen die er door het spel van licht en schaduw haast surrealistisch uitzagen.
Maar toch, ik had het me heel anders voorgesteld. Meer als een echte woestijn met veel meer zand en cactussen en……minder heet.
Gelukkig heeft onze kamer een hele goede airco en veel ruimte zodat het aangenamer is om binnen te blijven dan om naar buiten te gaan.
Het koelt hier namenlijk ook nauwelijks af.
Kortom, ik vind het niet erg om morgen verder te reizen want deze hitte is helemaal niks voor mij. Het is leuk om het een keer mee te maken maar één dag en nacht hier is meer dan genoeg.

Geen opmerkingen: